donderdag 24 oktober 2024

"LEX" van Gert-Jan van den Bemd

 


Suspenserijke, intelligente pageturner 

Kunstenaar, wetenschapsjournalist en schrijver Gert-Jan van den Bemd debuteerde in 2018 met zijn roman De verkeerde vriend. Voor zijn romans, essays en poëzie ontving hij diverse prijzen. Na drie spannende literaire romans trekt de Nederlandse auteur met Lex resoluut de kaart van de psychologische thriller. 

De vijfendertigjarige Lex Houtdijk wil als succesvol schrijver door het leven gaan. Om deze droom te kunnen waarmaken heeft hij ontslag genomen bij de krant. Maar zijn vierde thriller schiet maar niet uit de startblokken. Hij worstelt met een writer's block, mist structuur en vindt zichzelf een loser, nu hij financieel afhankelijk is van zijn vrouw Karla. Zij is de telg van een vooraanstaande familie, bestiert een goed draaiend reclamebureau en met haar wekelijkse looprondje bereikt ze een groeiend aantal volgers op sociale media. 

 'Door de belemmering ontstond de behoefte om eraan te ontsnappen, de beperking van zijn vrijheid werkte als compost, een voedingsbodem waarin zijn creaties ontkiemden. Drie thrillers in vier jaar. Nu hij zeeën van tijd had, ontsproot er niets, alles ging dood. Hij was als een pensionado in een warm oord, ogenschijnlijk niets te wensen over, volgevreten, altijd licht aangeschoten, maar tot op het bot verveeld.'

De tweede protagonist is de vijfenveertigjarige salesdirector Wander van Aalst. Hij is trots op zijn nieuwe luxeauto en benadrukt graag hoe hij hogerop geklommen is dankzij zakelijk inzicht en mensenkennis. Vol tegenzin verplaatst hij zich elke donderdag naar de avondschool om zijn Engels bij te spijkeren. Ook zijn huwelijk heeft betere tijden gekend en dan komt het goed uit dat de mooie zesentwintigjarige Dolly Palou langs hem neervlijt in de Engelse les. 

Na ongeveer honderd pagina's beginnen de paden van Lex en Wander zich voorzichtig te kruisen, als Karla tijdens haar looproutine een BMW opmerkt, waarvan de chauffeur telkens een parkeerticket pakt en vervolgens gewoon wegrijdt. Ze vertelt dit aan Lex om hem te inspireren. 

Van den Bemd neemt ruimschoots de tijd om zijn hoofdpersonages te introduceren. Hij zet heel wat lijntjes uit en werkt die nauwgezet uit. Met een ei zo na wiskundige perfectie rijgt hij de draadjes aaneen. Alle nevenpersonages en schijnbaar onbeduidende details hebben een functie in de plot. De stad Breda fungeert daarbij als een soort van schaakbord, waarop de pionnen zich voortbewegen. 

Kabbelend traag komt het verhaal op gang, maar er zweeft van in het begin een subtiele onrust in de lucht. De auteur creëert spanning volgens een beproefd recept van filmgrootmeester Alfred Hitchcock. Hij zorgt ervoor dat de lezer meer weet dan de personages, die zich niet bewust zijn van de dreiging die hen boven het hoofd hangt. Het vertelperspectief wisselt in negenendertig chronologische hoofdstukken af tussen Lex en Wander en verspringt enkele keren naar Karla. Haar beleving vormt een cruciale schakel die belangrijke gebeurtenissen aanstuurt en ertoe bijdraagt dat de twee verhaallijnen steeds dichter tegen elkaar aanschurken. 

Naast onderhuidse spanning is er ook een flinke dosis humor aanwezig. Beide mannen zijn lachwekkende, arrogante alfamannetjes in een midlifecrisis, die hun omgeving obsessief begluren en interpreteren. Door foutieve aannames werken ze zich alsmaar verder in nesten. De auteur beent hun karakters uit, niet door middel van beschrijvingen, maar via gedachtestromen en gesprekken. Ze denken vaak het tegenovergestelde van wat ze zeggen, verzwijgen belangwekkende informatie en er wordt veel gelogen. Alles om maar geen gezichtsverlies te lijden. Wander loopt zijn lul achterna, Dolly is voor hem een levensgrote pop met 'borsten, vol en roomwit, als bapao-broodjes'. Een blowjob in zijn wagen krijgt een grappige dimensie als ze een tweede keer passeert, bekeken door de ogen van Lex, die volledig verstrikt raakt in zijn eigen romanfantasie. 

In een prettige, vanzelfsprekende schrijfstijl roept Van den Bemd glasheldere beelden op. Tussendoor stipt hij maatschappelijke thema's aan zoals dementie, relatieperikelen en kinderloosheid. En hij slaat een cynisch toontje aan in rake observaties en spitse dialogen rond managementjargon, teamborrels, beklemmende sociale controle, de uitgeverswereld, boekbloggers, lokale journalistiek, hekklevers bij bouwterreinen, de vergrijzing van het publiek in culturele centra en opgestoken duimpjes op sociale media. 

 'Hij zag de recensies al voor zich, niet eens van journalisten, maar van gewone lezers die vaak veel directer waren en harder binnenkwamen. Nog saaier dan Overweg. Ik ben na vijftig pagina’s gestopt. Ze gaven een of twee sterren ‘voor de moeite’. Als je vroeger een boek las dat je niet beviel, klapte je het dicht en begon je in een ander. Nu voelden steeds meer lezers de behoefte om hun ongezouten mening te delen. Dat gold niet alleen voor boeken, maar ook voor films, restaurants, hotels en de hygiëne van de toiletten op een luchthaven, alles werd in sterren uitgedrukt. Er waren zelfs websites waarop hoerenlopers prostituees beoordelingen gaven. Ze heeft een leuk snoetje, maar pijpen kan ze voor geen meter.' 

Lex vangt aan met een quote van thrillerauteur Patricia Highsmith, die stelt dat kunst geen nood heeft aan moraal. En verderop wordt een boek van Michel Houellebecq 'weerzinwekkend en tóch prachtig' genoemd. Dat geldt ook voor deze roman van Gert-Jan van den Bemd, een rijkgeschakeerde, intelligente pageturner zonder losse eindjes, met de lezer in de rol van oppervoyeur. En de uiteindelijke afwikkeling voelt aan als een sneltrein, die abrupt tot stilstand komt. 

 Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

dinsdag 13 augustus 2024

"Eindelijk thuis" van Nico Dijkshoorn


Milde ironie bij herkenbare huiselijke taferelen 

De Nederlandse auteur Nico Dijkshoorn (1960) schrijft romans, toneelstukken en gedichten. Tot in 2020 was hij huisdichter van de talkshow De Wereld Draait Door en in Vlaanderen sluit hij het Radio 1-programma Nieuwe Feiten geregeld af met een snedig opiniestukje. Hij maakt podcasts, heeft meer dan een half miljoen volgers op Twitter en zijn columns verschenen de afgelopen jaren in diverse kranten en tijdschriften. Eindelijk thuis is samengesteld uit teksten die tussen 2021 en 2024 te lezen waren in Libelle, aangevuld met bijpassende pentekeningen.

De verzamelbundel bevat 153 'avonturen in huiselijke kring', losse stukjes van hooguit vierhonderd woorden. Dijkshoorn laat zijn verbeelding los op de mensen die zijn pad kruisen en fantaseert over wat hen bezighoudt. Daarvoor heeft hij niet meer nodig dan een geluid of een simpel voorwerp. Schijnbaar onbenullige kleinigheden typeren personen en roepen uiteenlopende associaties op. Als hij bijvoorbeeld in een warenhuis een zwembroek ziet liggen, duikt achter in zijn hoofd automatisch de man op die hem ooit zal kopen. 

'Nu ik wit haar heb en er boven op mijn hoofd een landingsbaan voor minuscule helikopters groeit, wil iedereen mij helpen. Ik kan honderd keer vertellen dat ik thuis kloppend en schuimend als een volbloed Italiaan magistrale espresso klaarmaak, maar ze geloven me niet. Zodra ik stilsta en ergens naar kijk word ik behandeld als een wilsonbekwame.' 

Sinds hij de zestig gepasseerd is, worstelt de auteur met zijn ouderdom. Hij voelt zich stokoud en benadrukt dit ten overvloede. Vooral zijn sterk geslonken haardos moet het ontgelden. De landingsbaan uit het hierboven vermelde citaat figureert in 'wit haar', 'schitterend kaal' en 'kapper', waarmee meteen duidelijk is dat de titels de lading dekken en dat er sprake is van variaties op hetzelfde thema. 

In Nooit ziek geweest (2012) rekende Dijkshoorn genadeloos af met zijn vader. Nu hij zelf een dagje ouder wordt, spreidt hij een opvallende welwillendheid tentoon en overheerst het besef dat hij tegen wil en dank steeds meer op zijn vader gaat lijken. Dit inzicht krijgt gestalte in de profileringsdrang bij de omgang met zijn eigen kinderen en levert grappige anekdotes op, zoals wanneer hij zijn goede smaak opzichtig etaleert. 

'Snel imponerende voorwerpen neerleggen als mensen ons huis betreden. Ik kan niet anders. Natuurlijk probeer ik me in te houden, maar het gaat automatisch: er belt iemand aan en vlug leg ik een duur koffietafelboek vol foto's van Franse vrouwen zo terloops mogelijk op tafel. Ook ziekelijk: ik zet razendsnel elpees en cd's vooraan, waarmee ik indruk probeer te maken op mijn bezoek. Ik laat ze de woonkamer zien en dan maar hopen dat ze het gaan zeggen: "Wat zie ik nou, Nico? Draai jij muziek uit Senegal?"' 

Muziek bezit de kracht om onuitgesproken emoties los te weken. Als Dijkshoorn op negenentwintigjarige leeftijd met een plaat van Chet Baker komt aanzetten voor zijn vader, raakt deze zichtbaar ontroerd omdat Baker zingt zoals hij trompet speelt en hij daarbij aan zijn eigen jong overleden vader moet denken. Dit fragment beklijft, evenals de passages waarin de auteur vol tederheid over zijn moeder vertelt. Ze zijn doordrongen van spijt over een verleden dat onherroepelijk voorbij is en woorden die voor altijd ongezegd zullen blijven. 

Een dubbelzinnige houding omtrent nieuwe technologieën, oppervlakkige trends en modeverschijnselen siert het merendeel van de impressies. Zo passeren er nogal wat nutteloze gadgets de revue, waar Dijkshoorn systematisch de draak mee steekt, terwijl hij er tegelijk moeilijk aan kan weerstaan. Tegen beter weten in gaat hij over tot impulsieve aankopen en blijft hij domme dingen doen. Dat resulteert in hilarische scènes, waarbij hij zijn diepere gevoelens wegstopt onder een masker van ironie. Die zelfspot hanteert hij ook zodra onzekerheid de kop opsteekt en hij bang is om de mist in te gaan.

'Ik ben weerloos als op een markt iets wordt gedemonstreerd. Het gaat altijd hetzelfde. Ik koop het product, ik kom thuis en roep in het voorhalletje heel hard: "Tanja, ik heb nu toch iets gekocht!" Daarna demonstreer ik wat ik heb gekocht. Ik tik met mijn vingers op een vliegenvanger en daarna zeg ik: "Bij die vrouw op de markt maakte hij nu een grappig geluid." Of ik druk op een knop en zeg: "Bij die man op de markt verwijderde hij nu zijn neushaar." Daarna word ik getroost door Tanja en beloof ik nooit meer iets van een standwerker te kopen. Al vijftien jaar lang.'

Nico Dijkshoorn ontrafelt in Eindelijk thuis de tijdgeest met herkenbare dagdagelijkse taferelen, voorzichtige zelfrelativering en een scherp observatievermogen. Hij kruidt het geheel met een vleugje nostalgie en milde ironie, die zachtjes kriebelt zonder te schuren. 

'Chips was er voor mij als ik het even niet meer wist. Chips was er op verjaardagen in de jaren tachtig, toen iedereen nog leefde en dacht heel oud te worden.' 

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

donderdag 18 juli 2024

"Sterrenstof" van Tatiana de Rosnay

 


Bekende feiten verpakt in een suikerzoete coming of age 

Tatiana de Rosnay (1961) is een internationale bestsellerauteur die zowel in het Frans als in het Engels schrijft. Ze brak door met Haar naam was Sarah (2006), een historische roman waarvan wereldwijd ruim negen miljoen exemplaren werden verkocht. In Sterrenstof vermengt ze waargebeurde feiten en bestaande personages met fictieve elementen. De iconische actrice Marilyn Monroe speelt daarbij een sleutelrol. Voor de Nederlandse vertaling baseerden Ernst de Boer en Ankie Klootwijk zich op de Engelstalige versie. 

In het eerste hoofdstuk maken we kennis met Pauline Bazelet, een 61-jarige dierenarts met een paardenkliniek in Californië. Begin 2020 verneemt ze dat het legendarische Mapes Hotel in Reno (Nevada) gesloopt wordt. Ze wil afscheid nemen van dit gebouw waar ze van 1957 tot 1960 als schoonmaakster actief was en waar een ontmoeting plaatsvond, die haar leven veranderd heeft. Terwijl ze de afbraak observeert, drijven pijnlijke en mooie herinneringen in losse flarden naar boven. 

'Het enige wat ze zag was de voluptueuze gestalte die met een champagneflûte in de hand voor het raam van suite 614 stond.' 

Deze introductie prikkelt de nieuwsgierigheid naar het volledige verhaal van Pauline. Het relaas start in 1946, als ze zeven jaar is en met haar moeder Marcelle vanuit Parijs naar de Verenigde Staten vertrekt. Ze belanden op een schip met oorlogsbruiden, want Marcelle is net hertrouwd met een Amerikaanse soldaat uit Reno. Daar komen moeder en dochter terecht in een wereld die nogal verschilt van het grootstedelijke Parijs. We volgen de jeugdjaren van Pauline in korte hoofdstukken die lopen van 1946 tot 1957. Die tijdlijn verspringt tussendoor naadloos naar de cruciale periode tussen 1957 en 1960. 

De Rosnay legt het vertelperspectief doorlopend bij Pauline en creëert afstand door alles in de derde persoon verleden tijd te vertellen. Ze benoemt de emoties en ervaringen van het hoofdpersonage, zonder ze tastbaar te maken. Dat geldt nog meer voor de mensen die haar pad kruisen. 

In de zomer van 1960 logeert de filmcrew van The Misfits in het Mapes Hotel. Pauline komt toevallig in contact met Marilyn Monroe, als ze de suite waarin de actrice verblijft schoonmaakt. Tijdens deze dagelijkse routine vangt ze allerlei informatie op over Monroe, die zelfs vertrouwelijke zielenroerselen met haar deelt. De achterflap belooft 'een intiem portret dat een nooit eerder getoonde kant van Marilyn Monroe laat zien'. De details die de auteur voorschotelt brengen echter niets nieuws aan het licht over deze woelige episode uit haar leven. Gekende trivia over de huwelijksproblemen met Arthur Miller, haar affaire met Yves Montand en moeilijkheden op de filmset passeren de revue. En de typering van Monroe overstijgt de banaliteit niet. Afgezaagde verwijzingen naar haar kinderlijke lachje, kwetsbaarheid en eenzaamheid wekken irritatie op, net als de gemeenplaatsen over haar worsteling met alcohol en medicijnen. Nu eens dartelt ze 'neuriënd als een kind' door de kamer, dan weer is ze 'dat verdwaasde, lethargische wezen met die zachte stem', een beetje verder die 'afgepeigerde, slonzige vrouw met veel te veel champagneflessen rond haar bed'. 

De karakterisering van de andere bekende personen blijft beperkt tot één simpel kenmerk dat tot in den treure herhaald wordt. Zo gaan vermeldingen over regisseur John Huston steevast gepaard met een verwijzing naar zijn gokverslaving. Ook de fictieve nevenpersonages zijn vlakke typetjes, die voorspelbaar reageren. Als Pauline op een foute man valt, ligt dit er bijvoorbeeld onmiddellijk vingerdik op. 

'Zijn stem klonk al in het begin vriendelijk, maar ook een tikje sinister, alsof er onder al die charme iets duisterders schuilging.' 

Een dergelijke oppervlakkigheid manifesteert zich ook in geforceerde dialogen, uitweidingen over irrelevante gebeurtenissen en langdradige, fantasieloze beschrijvingen van de omgeving. Ook de tegenstelling tussen de Parijse elegantie en het 'Wilde Westen' resulteert in een vat van clichés en stereotyperingen. 

In The Misfits geeft Monroe gestalte aan een gevoelige vrouw, omringd door mannen die op rondzwervende paarden jagen. De fascinatie van Pauline en haar vriendin voor mustangs (de wilde paarden van Nevada) past perfect in dit plaatje, maar de sentimentele uitwerking is schatplichtig aan kinderboeken à la Black Beauty. Ook de idealisering van de 'kale, uitgestrekte vlakten van Nevada', versterkt het melige karakter. 

Ongeloofwaardige situaties en een gebrek aan diepgang reduceren Sterrenstof van Tatiana de Rosnay tot een recyclage van historische weetjes, verpakt in een dun coming of age-verhaaltje met een suikerzoete boodschap.

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

vrijdag 24 mei 2024

"Het verbond van het water" van Abraham Verghese

 


Ambitieuze, wijdvertakte familiesaga met mythische proporties 

Abraham Verghese (1955) ziet het levenslicht in Ethiopië, waar hij opgroeit met ouders die afkomstig zijn uit Kerala (Zuid-India). Tijdens zijn medische opleiding verhuist het gezin naar de Verenigde Staten. Daar groeit hij uit tot een gerenommeerde arts en hoogleraar. Na twee autobiografische non-fictiewerken scoort Verghese in 2009 een internationale bestseller met De heelmeestersHet verbond van het water is zijn tweede roman. Het omvangrijke boek omspant drie generaties van een familie in Zuid-India tussen 1900 en 1977. Arjaan en Thijs van Nimwegen verzorgden de Nederlandse vertaling. 

De roman bestaat uit tien delen, overzichtelijk onderverdeeld in hoofdstukken met bijpassende titels en aanduidingen van plaats en tijd. Het verhaal begint in het jaar 1900 wanneer een twaalfjarige bruid over het water haar toekomstige echtgenoot tegemoet reist, een man die ze bij het altaar voor het eerst te zien zal krijgen. Hij is een zwijgzame, oudere weduwnaar, voor wie ze al snel een innige liefde koestert. Maar haar schoonfamilie herbergt een noodlottig geheim, waar geen enkele generatie aan ontkomt. Het gaat om 'De Aandoening', waardoor er telkens weer familieleden op onverklaarbare wijze verdrinken. Daarom hebben ze zich diep landinwaarts gevestigd.

'Het is een wereld uit de kinderverbeelding, een raamwerk van meren en lagunes, een doolhof van binnenwatertjes en flesgroene lotusvijvers; een uitgestrekte bloedsomloop want, zoals haar vader altijd zei, alle wateren zijn met elkaar verbonden.' 

Het jonge meisje ontpopt zich door de jaren heen tot Big Ammachi (grote mama). Ze is het archetype van de zorgzame mater familias en de spilfiguur van deze familiegeschiedenis, waarin verder een hoofdrol is weggelegd voor haar zoon Philipose en kleindochter Mariamma. We maken ook kennis met Digby, een Schotse chirurg die in India ervaart hoe bekende ziektes er groteske vormen aannemen. En er is Rune, een Scandinavische dokter die een leprakolonie uit de grond stampt. Pas op het einde schuiven de verhalen van alle personages naadloos in elkaar. 

De auteur spreidt een warme empathie tentoon voor de romantische, introverte mannen en levendige, eigenzinnige vrouwen die deze rijkgeschakeerde roman bevolken. Goedheid overheerst op wrok en rancune. Het vertelperspectief wisselt tussen de verschillende hoofdpersonages in de tegenwoordige tijd. Sprankelende dialogen en fraaie, kleurrijke impressies doorkruisen hun diepzinnige gedachtespinsels. Verghese trekt de lezer moeiteloos mee in het hoofd van zijn protagonisten en is gul met originele, zintuiglijke metaforen, die de couleur locale versterken. En hij kruidt het geheel met subtiele humor, bijvoorbeeld als hij een overdadig godvruchtige vrouw typeert, die om haar hals een groot houten kruis draagt, 'dat er aan de muur gespijkerd beter zou uitzien dan hangend tegen haar boezem.' Hilarisch is ook de passage waarin een lokale tolk zijn eigen draai geeft aan de wereldvreemde donderpreek van een Amerikaanse predikant. 

Door de derde persoon te hanteren, houdt de schrijver als alwetend verteller de regie in handen en biedt hij duiding en context, onder andere over het kastensysteem met zijn ingewikkelde sociale codes, de koloniale geschiedenis, corruptie, de behandeling van meisjesstudenten aan de universiteit en de waarde van specerijen voor de regio. En de achtergrondinformatie over bevolkingsgroepen en de Thomaschristenen, die al vóór de Europese kolonisatie in Kerala aanwezig waren, lijkt schier onuitputtelijk. Verghese maakt de hardnekkigheid van tradities tastbaar. De veranderingen in de buitenwereld hebben nauwelijks vat op de mensen die hier vreedzaam samenleven, maar naarmate de twintigste eeuw vordert, klinken de kritische noten luider. 

Omstandige uitweidingen, doorspekt met vakjargon en rauwe bijzonderheden over zeldzame kwalen, anatomie, complexe chirurgische ingrepen, lepra en bevallingen, verraden de medische roeping van de auteur. Hij omarmt het belang van wetenschappelijke kennis, maar het mysterie van het leven laat zich niet uitleggen. Een diepreligieuze, spirituele ondertoon regeert. De gaten in het weefsel van herinneringen worden opgevuld door mythen, fabels, voorspellingen en geluksbrengers. Ook geesten en onzichtbare zielen dwalen als vanzelfsprekend rond en geven de vertelling een magisch-realistisch tintje, net als de imposante olifant uit het verhaal, die naar believen komt en gaat. De symboliek van het water verbindt alles door tijd en ruimte als een borrelende mantra en de raadselachtigheid van 'De Aandoening' stuwt de gebeurtenissen vooruit. Dergelijke elementen herleiden Het verbond van het water tot een ambitieuze, wijdvertakte familiesaga met mythische proporties.

'De krekels verheffen uitzinnig hun stem en zullen zo het kikkerkoor wekken. Die alledaagse, onopvallende geluiden uit haar jeugd zijn, nu haar gekoesterde dierbaren zijn verdwenen, een ode aan de herinnering en dragen het verleden het heden in. Het is het uur der goedgunstige geesten.' 

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

vrijdag 29 maart 2024

"Ik ga naar de schapen" van Marieke De Maré

 


Een verstilde parel

In een klein dorp gaat het leven rustig zijn gangetje voor Andrej en Simone, een echtpaar van middelbare leeftijd. Simone maakt 's ochtends stevige wandelingen en heeft een obsessie met schoonmaken. Elke dinsdag bezoekt ze haar demente moeder Siti, die in een woonzorgcentrum verblijft. Andrej propt zich vol met zoetigheden en verzorgt de schapen. Op maandagen komt buurman Rocco langs en buigen ze zich over moeilijke raadsels. Hun volwassen dochter Tove is beeldend kunstenaar. Sinds ze naar de 'woelige' stad verhuisd is, laat ze zich niet meer vaak zien in het dorp. Voor een geplande tentoonstelling wil ze haar ouders graag in een wassen beeld vereeuwigen.

Ik ga naar de schapen is de tweede roman van Marieke De Maré (1985). Net als in haar prachtige novelle Bult (2020), zoomt ze in op gewone mensen en hun schijnbaar banale levens. Dat de Vlaamse auteur haar sporen verdiende in de theaterwereld, schemert door in de duidelijke structuur en de precisie waarmee ze iedere scène neerzet. Als alwetend verteller schetst ze op de eerste pagina's de contouren, waarbinnen de gebeurtenissen zich zullen ontvouwen. Ze beschrijft het dorp als een overzichtelijk decor, stelt de personages kort voor en verklapt dat Siti op het einde van het verhaal zal overlijden. Dan zijn er veertien dagen verstreken. Ook is van meet af aan duidelijk dat de schapen en een onoplosbaar raadsel een belangrijke rol spelen. 

'Gewoon naar de schapen kijken brengt troost, want ze leven zo graag.' 

We zijn vertrokken voor een aaneenschakeling van compacte, poëtische taferelen, waarin ogenschijnlijk weinig gebeurt. Vaste routines en opsommingen van praktische aard typeren de eenvoudige bezigheden van deze mensen. Het perfectionisme in hun kleine dagelijkse activiteiten levert zowel Simone, Andrej als Rocco een alibi om onaangename gedachten op afstand te houden. Praten doen ze nauwelijks. In de schaarse dialogen resoneert 'alles gaat goed' als standaard riedeltje en voorzichtige gesprekken monden resoluut uit in vragen zonder antwoord of bruusk afgebroken denkpistes. De luchtige bladspiegel met veel witregels weerspiegelt dit zwijgen en biedt ademruimte. Hoewel de onzegbare gevoelens onuitgesproken blijven, zindert er wel degelijk liefde en verbondenheid door de bladzijden heen. Andrej en Simone zijn twee beschadigde schepsels die zich in stilte aan elkaar overgeven. 

'"Sinds de dood van mijn ouders praat ik eigenlijk enkel met dieren," zei hij. 
Simone keek hem vreemd aan. 
Als was hij een geschaafd smalsnuitje.
"Ik ben ook een dier," zei ze.' 

Mondjesmaat borrelen er subtiele aanwijzingen op over ervaringen uit het verleden en hun impact op de personages. Omgaan met verlies en de moeizame verhoudingen tussen ouders en kinderen vormen een rode draad en de dood is letterlijk en figuurlijk nooit ver weg. Rocco exploiteert een uitvaartcentrum, waar hij liefdevol de overledenen aflegt en bijpassende bloemen uit zijn tuintje selecteert. Een vergelijkbare fascinatie vanwege de schrijfster voor dode lichamen en vergankelijkheid zagen we ook in Bult

Quasi elke onbeduidende handeling is doordrenkt met een symbolische lading. Simone bestrijdt bijvoorbeeld obsessief insecten en andere wriemelende wezens, om de krioelende woorden die haar teisteren een halt toe te roepen. En het onoplosbare raadsel hangt ongetwijfeld samen met het mysterie van leven en dood. Ook betekenisvol zijn de kunstwerken van Tove, sculpturen van sociale buitenbeentjes, die ze telkens voorziet van verwondingen. Zal ze haar ouders ook op die manier voorstellen? 

Marieke De Maré speelt virtuoos met taal. Met een beperkt woordenpalet en oog voor detail roept ze loepzuivere beelden op, die niet gespeend zijn van levenswijsheden en zachte, absurdistische humor. Ik ga naar de schapen is een ontroerende ode aan gekwetste zielen die uiteindelijk maar wat aanmodderen, in hun pogingen om het leven te aanvaarden zoals het is. 

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

zondag 18 februari 2024

"Ga je erover schrijven?" van Herman Koch

 


Alle ingrediënten uit het beste werk van Koch 

'Ga je erover schrijven?' vraagt dokter Francken nadat hij de resultaten van het laatste bloedonderzoek met me heeft doorgenomen. 'Ik zie me dat niet zo gauw doen,' zeg ik. 'Zo'n boek met een titel als Mijn strijd tegen kanker ... Nee, dat staat mijlenver van me af. Ik zie het ook helemaal niet als een strijd. Sterker nog, ik denk er zo min mogelijk over na.' 

Begin 2020 krijgt Herman Koch (1953) te horen dat hij aan uitgezaaide prostaatkanker lijdt. Zijn roman Finse dagen is net verschenen en de populaire Nederlandse auteur is niet uit de media weg te slaan. Over zijn ziekte rept hij vier jaar lang geen woord. Ga je erover schrijven? doorbreekt deze stilte. 

In een bespiegelend proloog verwoordt Koch hoe alles rondom hem er anders uitziet dan vroeger, in het besef dat zijn leven is aanbeland op de lege pagina's van een plakboek. 'Alles is nu goed. Eindelijk ben ik er. Ik ben hier en nergens anders,' lezen we. Om die conclusie kracht bij te zetten blikt de auteur terug op ijkpunten uit zijn leven en het DNA van zijn schrijverschap. 

Ben je vertrouwd met het werk van Koch, dan klinken een aantal anekdotes en bedenkingen bekend. Hij haalt zijn stokpaardjes van stal en citeert gretig uit zijn oeuvre. Zo herhaalt hij de vernietigende kritiek op het Montessorilyceum, waar hij rebelleert en van school geschopt wordt. Nog altijd steekt hij niet onder stoelen of banken dat hij een hekel heeft aan literatuuronderwijs, omdat auteurs zoals Simon Vestdijk (stofzuigerniveau), Multatuli en Hildebrand er het leesplezier vergallen. De betere schrijvers hebben trouwens alcohol nodig. Ook de verhalen over zijn ouders, fictieve schoolvriendjes of hoe smerig zijn Spaanse vrouw de eetgewoonten van de Nederlanders vindt, kwamen eerder aan bod. En zijn vastberaden schrijversmotto luidt dat de leugenachtige waarheid en de geloofwaardige leugen twee handen op één buik zijn.

Al die sprongen in de tijd, uitweidingen en associaties sluiten telkens naadloos aan bij de nieuwe werkelijkheid waarin de auteur is terechtgekomen. 

De kroniek van de ziekte doorkruist de herinneringen en injecteert ze met een extra dimensie. De gevolgen van de diagnose sijpelen door op elke pagina. Het slechte nieuws is een spelbreker, maar Koch benadrukt dat hij de kanker slechts een beperkte plaats in zijn privéleven wil toestaan. De tegelwijsheid 'Nietsdoen is de kortste weg naar geluk' resoneert als een mantra. Daarbij rationaliseert hij en verkondigt bijvoorbeeld stoer dat hij tijdens een feestelijke boekvoorstelling de hele avond onvermoeibaar glimlacht, terwijl hij de pijn verbijt. 'Wie doet mij dit na?' Enkel binnen de intimiteit van zijn gezin verdwijnt de schaamte en krijgen waarachtige emoties vrij spel. De warme relatie met zijn zoon Pablo levert ontroerende ontboezemingen op. 

 'Dit is misschien wel het beste wat je had kunnen overkomen.' 

 Als één van de voordelen van zijn toestand vermeldt Koch dat hij nergens meer heen moet gaan. Hij ziet er tegenop om gedwongen te socialiseren. Nu hoeft hij de vertalingen van zijn boeken niet meer achterna te reizen en aan lezingen in bibliotheken heeft hij altijd al een broertje dood gehad, in tegenstelling tot ijdele schrijvers die ervan genieten om hun stem te horen declameren uit eigen werk. Ondertussen speelt hij de rol van charmante schrijver en klopt zich op de borst dat hij daarin met verve slaagt. Of is hij toch een excentrieke klootzak die zijn arrogantie weet te verbergen door zich bescheiden voor te doen? Wanneer hij na afloop van een lezing op de laatste trein moet wachten, resulteert dit in een filmisch, tragikomisch tafereel, waarin hij zijn onzekerheden en kleine kantjes niet wegstopt. Ten overvloede illustreert de auteur hoe graag hij in tijdloosheid alleen is met zijn gedachten, nu eens in de wachtkamer van een ziekenhuis, dan als hij urenlang rondslentert op een luchthaven of in de auto blijft zitten terwijl zijn vrouw Amalia boodschappen doet. 

 'Er zijn mensen die niets van ziekenhuizen moeten hebben. Ik heb daar geen last van. Nergens voel ik me beter thuis dan in een ziekenhuis. Te midden van een niet-aflatende bedrijvigheid is het in het ziekenhuis waar de tijdloosheid vrij spel heeft. Iedereen met een witte jas aan heeft iets te doen – de rest wacht.' 

Ga je erover schrijven? bevat alle ingrediënten die het beste werk van Herman Koch kenmerken. Als vanouds observeert hij zijn omgeving in rake formuleringen en balanceert schijnbaar moeiteloos tussen onverstoorbaarheid, ironie, branie, voorzichtige kwetsbaarheid en melancholie. 

'Op een dag zal ik er ook niet meer zitten. De ruimte achter het raam zal leeg blijven. Hoeveel fietsers op de dijk zullen zich afvragen waar ik gebleven ben? Gisteren zat ik er immers nog – vandaag opeens niet meer.' 

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

vrijdag 5 januari 2024

"De achterstraten" van Perhat Tursun

 


Hoe het voelt als je ontmenselijkt wordt 

Ürümqi is een miljoenenstad in West-China, waar de bevolking voor vijfenzeventig procent bestaat uit Han-Chinezen en voor vijftien procent uit Oeigoeren. In De achterstraten dwaalt een Oeigoerse jongeman door de mistige steegjes van deze stad, waar hij sinds kort werkt voor een regeringskantoor. Terwijl hij op zoek is naar een slaapplek, reflecteert hij over de zin van zijn bestaan. 

Oeigoeren worden door de Chinese regering systematisch onderdrukt en gediscrimineerd. Ze behoren tot een Turkssprekende moslimminderheid uit Xinjiang, een regio in het noordwesten van China. Meer dan een miljoen Oeigoeren zitten opgesloten in 'heropvoedingskampen'. Ook Perhat Tursun (1969) werd in 2018 gearresteerd en is sindsdien van de radar verdwenen. Darren Byler leert de auteur in 2014 kennen, wanneer hij in Ürümqi etnografisch onderzoek doet naar de Oeigoerse migranten in de steden. Samen met een jonge Oeigoer, die zijn eigen situatie weerspiegeld ziet in de lotgevallen van de hoofdpersoon, vertaalt hij De achterstraten in het Engels. In een uitgebreid voorwoord verstrekt hij achtergrondinformatie over het vertaalproces, leven en werk van Tursun en de positie van de Oeigoerse minderheid in China. Irwan Droog heeft zich voor de Nederlandse vertaling gebaseerd op deze Engelse uitgave. 

De overpeinzingen van de hoofdpersoon springen heen en weer tussen het deprimerende kantoor in Ürümqi en herinneringen aan het Oeigoerse dorp waar hij opgroeide. Op het bureau moet hij telkens dezelfde brief uittypen en beschikt hij over één gammele lade. Het dorp met de witte heuvels en het heldere geel van de tarwevelden contrasteert met de stank en doffe kleuren in de stad. Maar het blijkt een bedrieglijke idylle, gedrenkt in armoede en geweld. Ook zijn studententijd in Beijing komt summier aan bod. De grootstad fungeert louter als een bordkartonnen decor. Zijn leefwereld is begrensd tot de campus, waar hij alleen contact heeft met Oeigoerse studiegenoten. 

Hoofdstukken ontbreken en de tekst bevat nauwelijks adempauzes, enkele spaarzame witregels tussen de alinea's uitgezonderd. De lezer raakt verstrikt in het hoofd van de naamloze ik-persoon. Verdwaald in ruimte en tijd, drijft een verstikkende gedachtestroom deze eenzame ziel langzaam tot waanzin. Hij versmelt met de gulzige mist, die hem zowel vanbinnen als vanbuiten aanvreet. 

Repetitieve elementen benadrukken de naargeestige atmosfeer. Vervreemding, angst en haat komen tot uiting in een fascinatie voor cijfers, geuren en morbide fantasieën. Dwangmatig zoekt de man naar betekenis in willekeurige getallen die hij overal tegenkomt, nu eens op een stukje weggegooid papier, dan weer op wazige kentekenplaten van auto's of afbladderende huisnummers. De beeldspraak staat bol met verwijzingen naar pijn en ranzigheden. Een smalle vallei ziet er bijvoorbeeld uit als het litteken van een diepe wond en lampen lijken op troebele lichtrode bloedvlekken. Maar achter de walging schuilt een drang naar schoonheid. Zo duikt er een welriekende vrouw op tussen de bergen vuilnis 'alsof de mest en het afval de bloemen weelderiger doen bloeien, en de vervuiling en de viezigheid ze mooier maken.' 

Silhouetten zweven langs hem voorbij, alsof ze op lucht lopen of als bewegende bomen naast de weg. Zonder uitzondering gaat het om wanstaltige, ziekelijke figuren met uitdrukkingsloze gezichten of stinkende monden, die hem kwaad negeren of weglopen. Over zijn collega's op kantoor is te lezen dat ze geen idee hebben wat ze aan het doen zijn, 'alsof ze waren vergiftigd en nu bedwelmd de dagen doorkwamen.' Iemand met een overdreven breed voorhoofd en kleine kin blijft kilometerslang het woord 'hak' herhalen. In zijn verbeelding doet deze man dit omdat hij de vierenhalf miljoen Oeigoeren uit de steden met een hakbijl figuurlijk in stukken aan het hakken is. 

'Nu stroomde de mist traag voort, als vies water in een goot langs de nauwe straat. De menselijke vormen zweefden langs elkaar heen als drijvende brokstukken in het water, met een trage, huiveringwekkende kracht. De lampen van auto's dreven als rode tissues in het water, of als ontbindende vodden die zich langzaam door de ruimte bewogen. Ik dacht dat ik zou stikken in de riolering van deze weg.' 

Het gevoel van desoriëntatie krijgt verder gestalte in filosofische beschouwingen over oneindigheid, waarbij Tursun schatplichtig is aan het existentialisme van Albert Camus. Deze schrijver geldt als één van zijn grote voorbeelden. 

'Ik was verdwaald in het eindeloze universum. Toen bedacht ik dat iedereen na zijn geboorte een dakloze dwaler werd en vanaf het moment dat ze voor het eerst de grond raken en een kreet slaken moeite hebben met een passende plek voor zichzelf te vinden. Ze zullen hun hele leven doorbrengen met het bepalen van hun positie – en angstig worden, en mopperen over de vaagheid ervan. Iedereen is een dwaler in de ruimte.' 

Perhat Tursun heeft onmiskenbaar autobiografische ervaringen verwerkt in deze hallucinante monoloog, aangezien hij een gelijkaardig levensparcours aflegde als zijn hoofdpersonage. De achterstraten leest als een symbolische parabel over de verpletterende eenzaamheid en kortsluiting in het brein van een buitenstaander die zich definieert 'als een stuk vuil voordat het weggegooid wordt.' De wetenschap dat de auteur momenteel hetzelfde wrede lot te beurt valt, maakt deze nachtmerrie over ontmenselijking extra tastbaar. 

'Vanuit het niets rende er een rat voor me uit, hij verdween als een kogel in het vuilnis. Ik stond even als aan de grond genageld, maar liep toen verder. Ik vreesde dat andere mensen zouden zien hoe ik was geschrokken van een rat, dus ik keek schichtig achterom. Zoals de rat door het afval schoot, zo bewoog ik me door de stad. Net als hij was ik op zoek naar eten, en als mijn maag gevuld was, wilde ik niets anders dan slapen.'

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

vrijdag 29 december 2023

Mijn toppers van 2023

Eind december worden we om de oren geslagen met allerhande lijstjes. Ook ik kan het niet laten. Welke boeken hebben de meeste indruk nagelaten? Ik las 96 titels en beperk me voor deze toplijst tot boeken die in 2023 (of najaar 2022) in Nederlandse vertaling verschenen zijn.

Top 23 van 2023 literatuur - romans















Mijn favoriete boek van 2023! Een beklijvende roman, waarin de strijd met het geheugen centraal staat. Tegelijk is het een ontroerende ode aan de liefde, geschreven in een oorverdovend mooi proza. 


Deze omvangrijke roman is eigenlijk al iets te oud voor deze lijst. Ik las hem vorig jaar tijdens de kerstperiode, nadat ik mijn jaaroverzicht al gepubliceerd had. Anders was deze topper zeker bovenaan geëindigd. Een mustread, zeker voor fans van Emily Bronte. 


Klein maar fijn, mijn favoriete zomerboek van 2023! 






















































Top 5 Thrillers









Net als bij het vorige boek heb ik flink genoten van Boefs capriolen en het liefdevolle geduld waarmee zijn baasjes (correctie: dienaars) hem omringen. Hartverwarmend en amusant!
 
Meer boekentips en recensies vind je op mijn publieke Hebban-pagina.

donderdag 30 november 2023

"Beste mevrouw Eva" van Valentijn De Heer


Als een kind geen kind mag zijn 

Beste mevrouw Eva is de debuutroman van Valentijn De Heer (1986), die opiniestukken schrijft voor Het Parool en korte verhalen publiceerde in diverse publicaties. 

‘Ma heeft een mongool gebaard’. Met die woorden verneemt de zesjarige Elias van zijn vader dat zijn pasgeboren broertje Johannes een verstandelijke beperking heeft. De verhoudingen in het gezin waren al niet optimaal, maar vanaf dan gaat het van kwaad naar erger. De kinderen zijn opgezadeld met een egocentrische, alsmaar agressievere vader en een labiele moeder, die in de slachtofferrol kruipt. Elias zorgt voor zijn broertje en onderneemt verwoede pogingen om pa te behagen en ma te troosten. Daarnaast mag hij zijn schooltaken niet veronachtzamen en moet de buitenwereld vooral denken dat er geen vuiltje aan de lucht is. Hij vindt huiselijke geborgenheid bij Eva, een oudere vrouw die enkele straten verderop in een houten huis woont met haar man, een geit en allerlei dieren. Daar durft hij dromen van een echte thuis, aan Eva vertelt hij alles. 

De chronologie is helder, door vermeldingen van data, seizoenen en achtergrondinformatie. In veertig korte hoofdstukken volgen we Elias van zijn zesde tot zijn twaalfde levensjaar. Soms schuiven scènes in elkaar om de spanningsboog te versterken. De nadruk ligt op ingrijpende taferelen die de gemoedstoestand van Elias en de toxische evolutie binnen het gezin scherpstellen. 

Naast schrijver is De Heer ook zorgmedewerker en dat merk je. Door Elias in de ik-persoon aan het woord te laten, dompelt hij de lezer onder in de leefwereld van een jongen, die de ouderrol op zich moet nemen in een disfunctioneel gezin, en maakt hij de destructieve effecten van parentificatie goed tastbaar. Dat is een term die de psychologie hanteert, wanneer een kind veel te vroeg de rol van volwassene opgedrongen krijgt. Elias worstelt met een negatief zelfbeeld, vertoont extreem sociaal wenselijk gedrag en neemt alle schuld op zich. Ook toont dit verhaal dat het niet vanzelfsprekend is voor ouders om een kind met een verstandelijke beperking op te voeden zonder professionele hulp. Maar ondanks duidelijke signalen dat het ernstig fout loopt, blijven concrete maatregelen om de situatie te verbeteren uit. De auteur legt hier een vinger op de wonde van een falend zorgsysteem. 

Vermits Elias en zijn beleving van de werkelijkheid primeren, leren we de andere personages kennen via zijn gezichtspunt. Pa schaamt zich voor Johannes, dus houdt Elias hem angstvallig uit zijn buurt. Ma wekt hem midden in de nacht en komt vals uit de hoek om haar eigen zwakte te verbergen. En Johannes brult constant om eten of snoep. Zodra het Elias te veel wordt, richt hij zijn woede op zichzelf. Dat resulteert in een schrijnende passage met een nietjesmachine. Elias wil een toegewijde zoon en grote broer zijn en beseft niet hoezeer volwassenen hem verwaarlozen. Wel fantaseert hij over een leven als pa er niet meer is. 

‘Ik wenste dat ik op dag wakker zou worden en mijn vader zou vinden in zo’n plastic ei naast mijn bed. Ik zou hem met zo min mogelijk eten zo lang als het kon in leven houden, hem steeds onverwacht straffen en telkens wekken uit zijn diepe slaap. En vlak voordat hij doodging, zou ik hem in mijn aquarium gooien en lachend toekijken hoe hij verdronk.’ 

Voor lezers die vertrouwd zijn met Leiden en omgeving, zal dit boek regelmatig een belletje doen rinkelen. De professorenwijk waar de familie woont, de vermelde straatnamen, de chocoladefabriek, ze bestaan echt evenals het houten huis van mevrouw Eva en haar man. Het gaat om 'Sunny Home', het voormalige huis van schrijver Maarten Biesheuvel en zijn vrouw Eva Gutlich, dat ondertussen op de monumentenlijst staat. Waarom heeft de auteur Eva tot een personage geboetseerd in zijn roman? Is het bedoeld als eerbetoon? Een tip van de sluier biedt een column die in 2020 verscheen in De Optimist. Het huis stond op dat moment te koop en De Heer getuigt hoe hij als puber tijdens een krantenronde een glimp opving van ‘Sunny Home met geit, katten, hond, kip en spullen’ en een vluchtige ontmoeting had met Biesheuvel, die herkenbaar tot gestalte komt in de ‘gekke’ man met zijn ronde brilletje en warrige haar. 

De schrijfstijl is toegankelijk, met levensechte dialogen die de couleur locale niet uit de weg gaan. De auteur creëert ook een prachtige symboliek rond het aquarium dat Elias van zijn oma erft. Een blik op Johannes in de couveuse roept deze mooie beeldspraak op: 

‘Met al die snoertjes die als een net om zijn lichaam zaten, met die glimmende huid en die halfopen, donkere ogen leek hij op de blobvis die ik laatst in een natuurfilm had gezien. In het heldere water vol kleuren leek hij een spook van gelei.’ 

Met Beste mevrouw Eva levert Valentijn De Heer een interessant debuut af, waarin hij op een toegankelijke manier ernstige thema’s aansnijdt. Het open einde zindert pijnlijk na, maar geeft eveneens een sprankje hoop. 

‘Ik stelde me voor dat de tijd zoiets was als het brood op mijn schoot, iets wat je in lekkers kon dippen om het aangenamer te maken of van tafel kon vegen als het boven je hoofd begon te rommelen. Dat je tijd kon verkruimelen, hem van je af kon blazen of weg kon geven aan iemand die er wél iets in zag. Als tijd dát kon zijn dan zou ik hem zo hard vooruit blazen dat er geen dagen meer waren en de jaren voorbijschoten als de vlooien in het donkere water onder me. Net zolang tot alles op was.’

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

vrijdag 13 oktober 2023

"Dingen die uit de hemel vallen" van Selja Ahava


Ongrijpbaar, fantasierijk en rauw 

De Finse auteur Selja Ahava (1974) schrijft scenario’s voor films en televisieseries. Daarnaast heeft ze vier romans op haar naam staan, waarvan de surrealistische titels tot de verbeelding spreken. Dingen die uit de hemel vallen vormt hierop geen uitzondering. Het gaat om haar tweede roman, waarmee ze in 2016 de 'European Union Prize for Literature' in de wacht sleepte. Sophie Kuiper stond in voor de Nederlandse vertaling. 

Saara verliest haar moeder wanneer een blok ijs uit de hemel valt. Ze verhuist met haar vader naar tante Annu, die twee keer de hoofdprijs van de loterij binnenrijft. Deze vrouw correspondeert op haar beurt met een man die vijfmaal door de bliksem getroffen werd. En de nieuwe vriendin van vader is in verwachting van een foetus zonder benen. Dat zijn de verhaallijnen in een notendop. Daarrond creëert de auteur een fantasierijk universum, dat zich ontrolt in vier delen, verder onderverdeeld in korte hoofdstukjes. 

In het eerste en laatste deel kijkt de jonge Saara onbevangen om zich heen in verwoede pogingen om te bevatten wat haar overkomt. Ze roept herinneringen op aan haar moeder, die via rake typeringen gestalte krijgt in uiteenlopende huiselijke situaties. Mama leest sprookjes voor zonder einde en geeft ze een eigen draai door zelfverzonnen zijpaden in te slaan. Op die manier voorziet ze de verhalen van een realistische toets. Soms resulteert dit in wrange humor, bijvoorbeeld bij Sneeuwwitje. 

'De prins boog voorover om Sneeuwwitje te kussen, maar jawel hoor, de schone maagd stonk vreselijk uit haar mond, en de prins aarzelde… Had ik nou maar een tandenborstel en mondwater meegenomen, dacht hij…’ 

Het meisje trekt lijnen rond kleine stukjes mama in een poging om haar terug heel te maken. Ze zoekt steun bij de duidelijkheid van Hercule Poirot, de beroemde detective van Agatha Christie. Hij zorgt er in de slotscènes altijd voor dat alles mooi op zijn plaats valt. 

‘In films worden herinneringen in zwart-wit getoond. Iemand wordt langs de kant van de weg achtergelaten, door de achterruit van de wegrijdende auto zie je hem steeds kleiner worden en ten slotte helemaal verdwijnen. Zo gaan mensen dood in de film. Maar zo ziet het er in het echt niet uit. Mama wordt met het verstrijken van de tijd niet kleiner en haar kleuren verbleken niet. Mama barst in stukjes uiteen en die stukjes blijven in de lucht zweven. Het zijn heldere stukjes – haar, vingers, een grinnikende lach, huidplooien en neusgaten, knakkende knieën, een rommelende maag. Alleen mama zelf ontbreekt.’ 

Toen mama nog leefde, woonde het gezin in het Zaagselhuis, dat maar niet opgeknapt raakte. Na mama’s dood logeert het meisje tijdelijk met haar vader in Villa Veeltegroot, het ‘sprookjeskasteel’ van de inmiddels rijke tante Annu. Voor Saara is het moeilijk om terug te keren naar het vervallen Zaagselhuis met papa en zijn vriendin. Het huis ademt de verstilde herinneringen en geuren van vroeger. Mama spookt er rond en de grimmigste onderdelen uit de sprookjes houden het kind in hun greep. 

Ahava maakt de kloof tussen de nuchtere belevingswereld van de volwassenen en de sprookjeslogica van het meisje subtiel tastbaar, met filmische beelden en zintuiglijke, plastische beschrijvingen. De ritmische zinsconstructies en speelse klanknabootsingen zijn schatplichtig aan klassieke kindervertellingen terwijl tante schapen houdt, die de cyclus van het leven symboliseren.

In het tweede deel hanteert de auteur een afwijkend stijlregister. Na een omstandige, zakelijke kroniek over Hamish MacKay, die vijf keer door de bliksem geveld wordt, volgt zijn correspondentie met tante Annu. Omdat ze beiden het toeval voorbij zijn, ziet ze in hem een gelijkgestemde die haar kan helpen. De brieven rijgen bizarre historische weetjes over extreem geluk en ongeluk aan elkaar. 

'Soms valt de hemel op ons hoofd, soms zakt de grond onder onze voeten weg. Soms hebben we zo onbegrijpelijk veel geluk dat we er maar moeilijk mee kunnen leven.’ 

De zwangere vriendin levert in het derde deel een alternatieve kijk op de gebeurtenissen. In het oude huis, boordevol sporen uit een kapotgeslagen verleden, richt deze ‘indringster’ de blik op de toekomst en het bij voorbaat gebroken leven in haar buik. Haar morbide gewaarwordingen leveren pijnlijke, kwaadaardige taferelen op. 

‘De tijd bleef stilstaan. We konden niet vooruit- en niet terugdenken. Iemand had een dikke witte lijn om onze gedachten getrokken en zo stonden ze stil, met ons erin gevangen.’ 

De vraag of de tijd alle wonden heelt komt herhaaldelijk in variaties voorbij. De tijd is een continuüm, de mens kan onmogelijk zien waar het begint of eindigt. Een onverbiddelijke willekeur overheerst. Selja Ahava kaart zware thema’s aan in Dingen die uit de hemel vallen, een intelligente, ongrijpbare roman, die ontroert in haar compromisloze rauwheid. Vooral de passages waarin het meisje aan het woord is beklijven, dankzij hun kinderlijke eerlijkheid. Aan dé sprookjesmantra ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’ kleeft een gitzwart randje, in het besef hoe onsamenhangend, chaotisch en onvoorspelbaar het leven zich aandient. Een wrede maar tegelijk troostrijke boodschap!

Dit is een Hebban recensie die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.