maandag 28 december 2020

"Schitterend lichaam" van Agustina Bazterrica

 


Weerzinwekkende aanklacht tegen dehumanisering 

De Argentijnse Agustina Bazterrica (1974) brak internationaal door met haar tweede roman Schitterend lichaam, waarmee ze in 2017 de Premio Clarín Novela won. Heleen Oomen verzorgde de Nederlandse vertaling. 

Marcos Tejo is één van de weinigen die zich herinneren dat mensen ooit vlees aten, afkomstig van dieren. Alles veranderde toen dierenvlees door een virus ongeschikt werd voor consumptie. Nu ziet hij toe op het ordentelijke verloop van de slacht en productie van ‘speciaal vlees’ (een eufemisme voor mensenvlees) in een verwerkingsbedrijf. Zijn ogenschijnlijke afstandelijkheid maakt hem uitermate geschikt voor deze baan. In werkelijkheid houdt hij dit werk enkel vol om het verzorgingstehuis voor zijn demente vader te betalen. Dan ontvangt hij via een zakenrelatie een vrouwelijk ‘exemplaar van uitzonderlijke kwaliteit’. Zal dit zijn leven veranderen? 

' Badend in het zweet wordt hij wakker omdat hij weet dat hem weer een dag mensen slachten te wachten staat.'

De eerste alinea hakt er genadeloos in, als om achteloze lezers erop te attenderen dat ze dit leesavontuur hier nog kunnen stopzetten. Bazterrica heeft haar hoofdpersoon niet lukraak uitgezocht. Marcos maakt werknemers wegwijs in het slachthuis en bezoekt kwekerijen, leerlooierijen, slagerijen, jachtterreinen en laboratoria, waar hij telkens een gedetailleerde rondleiding ondergaat. Op elke locatie neemt de auteur de gelegenheid te baat om de gruwel tastbaar te maken. De routine van het doden, de werktuiglijke, zakelijke handeling van het kelen, uitbloeden, versnijden, de darmwasserij: het leest als een ferme aanklacht tegen de vleesindustrie. Het schokeffect is des te groter door de weerzinwekkende handelingen, die voor miljarden dieren dagelijkse kost zijn, te projecteren op mensen. Beschrijvingen over uiers die leeggezogen worden door melkrobots of mutilaties van armen en benen bij zwangere ‘wijfjes’, zodat ze zichzelf en hun dracht niet zouden verminken, zijn onverteerbaar. 

Even onthutsend is het gemak waarmee de ‘transitie’ verlopen is. Zou het in de realiteit ook zo vlotjes kunnen gaan? De vraag stellen is ze beantwoorden – als je bedenkt dat genocide en folteringen de mens niet vreemd zijn en hoe gemakkelijk waarden opschuiven zodra autoriteiten en media hierbij een handje toesteken. Taal werkt verhullend. Net zoals we bij dierenvlees woorden hanteren die liefst niet verwijzen naar het levende dier, mogen de ‘hoofden’ die voor consumptie bestemd zijn geen mensen genoemd worden, en krijgen lichaamsdelen alternatieve benamingen. Na deze ontmenselijking ligt niets de exploitatie in de weg. 

Marcos vertelt in de derde persoon. Zijn zakelijke relaas doet ongemakkelijk aan. De lezer krijgt moeilijk hoogte van zijn persoonlijkheid, hij lijkt op een gevangene in een keurslijf dat hij niet zelf gekozen heeft, maar waarvan hij ook niet loskomt. Om zijn afstompende taken aan te kunnen, duwt hij elke emotie weg, maar herinneringen laten zich niet bedwingen en komen levendig langs in nachtmerries. De figuren die zijn pad kruisen lijken weggelopen uit het rariteitenkabinet van een griezelfilm, zoals de perfectionistische Japanner in de leerlooierij, de geile slagerin die graag van bil gaat tussen bloederige karkassen, een griezelige tweeling of de ijzige Russin in haar laboratorium die dokter Mengele doet verbleken. 

Door de gruwel stelselmatig op te drijven, bouwt de auteur spanning op, maar ze vergaloppeert zich met een overdosis aan gratuite martelpraktijken. Sadistische scènes over mensen die ‘particuliere hoofden’ houden om levend op te eten en de handleidingen waarin uitgelegd staat hoe je stukken vlees af moet snijden zonder dat het product vroegtijdig sterft, ruiken naar effectbejag. 

Tussendoor volgen we Marcos in zijn privéleven. Hij veracht zijn zus, die zich kritiekloos heeft aangepast aan de ‘transitie’. Als ze praat doet ze denken aan een Stepford wife, een robot die voorgeprogrammeerde zinnetjes produceert. Marcos illustreert zijn afkeer met drammerige metaforen. Hij komt tot rust in een verlaten dierentuin waar hij restjes van zijn vroegere leven oproept. Tenslotte zijn er de taferelen waarin het ‘wijfje’ figureert, dan is Margaret AtwoodHet verhaal van de dienstmaagd niet ver weg, weliswaar in een overtreffende trap. De slotzin komt aan als een keiharde mokerslag.  

Schitterend lichaam is verontrustend, misselijkmakend en vlijmscherp als de messen in het verwerkingsbedrijf. Spijtig dat een overdaad aan horrorporno de geloofwaardigheid van deze dystopie ontsiert. 

‘Niemand mag ze mensen noemen omdat ze daarmee een identiteit zouden krijgen, iedereen noemt ze product, of vlees, of voedingsmiddel. Behalve hij, die zou willen dat hij ze helemaal niet hoefde te benoemen.‘

Dit is een Hebban recensie, die eerder gepubliceerd werd op Hebban.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten