Flamboyante, langdradige schelmenroman
Een roman die zich afspeelt in het Maaseik van de achttiende eeuw: dat is een unicum en prikkelt de nieuwsgierigheid van ondergetekende. Dat Piet Poell ervoor kiest om deze geschiedenis bij de lezer te brengen in de vorm van een familiekroniek is een interessante invalshoek. Het grote plaatje komt gemakkelijker tevoorschijn via personages van vlees en bloed die de lezer op sleeptouw nemen.
Met de opbouw van het verhaal is niets mis. Door de chronologie niet te respecteren creëert Poell spanning. In het eerste deel is de non Emma aan het woord, die er als ex-prostituee nog altijd pap van lust. We zitten ongeveer aan het eind van de achttiende eeuw. Emma verwijst subtiel naar eerdere gebeurtenissen en maakt de lezer benieuwd naar wat er in het verleden precies allemaal gespeeld heeft, hoe alles zover is gekomen. Rond het ‘Prinsenhof ‘ hangt een mysterie met de geheimzinnige Alexandra, kinderen die er rondspoken,... Er heerst verval en er wordt verwezen naar betere tijden. In het tweede en derde deel gaan we met twee andere personages verder terug in de tijd en dan hoop je dat er zich boeiende gebeurtenissen ontrollen. Dat valt tegen! Er gebeurt bitter weinig, de verwachtingen die de auteur in het eerste deel wekt worden niet ingelost. Een apotheose blijft uit. We krijgen vooral veel herhaling, het sleept zich tergend langzaam voort en blijft maar duren.
Alles wordt verteld in de ik-vorm, een perspectief dat de betrokkenheid van de lezer zou moeten verhogen. Niet dus. De drie ik-personages slaan dezelfde toon aan, hier zit nauwelijks nuance in. Omdat ze hun verhaal vertellen als een soort van verslaggeving van hun leven (vaak in de verleden tijd) zonder veel emoties, komen ze onvoldoende tot leven. Geuren, smaken, geluiden, ..... kortom de zintuiglijkheid bij wat ze meemaken mis je tijdens het lezen. De nevenpersonages komen nog minder uit de verf, hun karakters blijven vaag en inwisselbaar.
Poell hanteert een flamboyante spreektaal die vulgariteit vermengt met hoogdravendheid. De dialectwoorden in cursief zijn plezant. Zijn baldadige stijl genereert soms humor, maar hij valt in herhaling en doet dit met een beperkt palet aan stijlregisters zonder sfeerschepping of beeldenrijke taal. Er springen af en toe wel levendige zinnen tussenuit, vooral als hij gebruik maakt van ongezouten, ruwe volkswijsheden. Vb. ‘De duivel schijt altijd op de grootste hoop.’
De auteur schotelt ons een mix voor van een historische roman en een schelmenroman met vileine antiklerikale trekjes en blasfemische seks. Mogen we hem hier toch braafjes noemen? Het had gerust wat stouter gemogen. Ook met de smerigheid houdt hij zich in, die wordt eveneens oppervlakkig uitgewerkt. Een historische roman kan een dankbaar vehikel zijn om kritiek te leveren op het heden. Dat doet Poell o.a. als hij het heeft over de overheid, belastingen, de geile geestelijkheid en de hovaardigheid van Maaseikenaren (in het bijzonder t.o.v. de landelijke deelgemeente Neeroeteren). De herkenbaarheid van plekken, straten en gebouwen is een meerwaarde voor de Maaseikenaar die dit gaat lezen.
Piet Poell heeft zich met deze ambitieuze kroniek een beetje vergaloppeerd. Prinsessen in het Prinsenhof is veel te lang uitgesponnen, daarvoor mist de roman dynamiek en wordt het saai en langdradig. Hij zou met zijn rechttoe rechtaan stijl aan kracht winnen bij meer compactheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten