dinsdag 7 april 2009

‘Het recht op terugkeer’ van Leon De Winter


Na zeer lovende commentaren van enkele collega’s ben ik begonnen aan Het recht op terugkeer van Leon de Winter. Dit boek stond op de longlist voor de Gouden Uil, maar geraakte niet bij de uiteindelijke shortlist. Ik had niet veel tijd om het boek uit te lezen, want het is momenteel door nog een drietal leners gereserveerd. Die wilde ik liever niet te lang laten wachten!
Gelukkig leest het boek heel vlot. Nu ik het uit heb, moet ik echter bekennen dat ik met gemengde gevoelens zit. Het verhaal speelt zich grotendeels af in de toekomst (het jaar 2024). Plaats van de actie is Tel Aviv, de hoofdstad van een sterk gekrompen Israël. De hoofdpersoon houdt zich bezig met het opsporen van verdwenen kinderen. Belangrijk hierbij is dat zijn eigen zoontje zestien jaar eerder ook verdween. Een aantal hoofdstukken gaan terug in de tijd naar het jaar 2008. Als thriller is het boek beslist spannend en origineel, hoewel ik de uiteindelijke intrige toch vergezocht vind. Als psychologische roman is het intrigerend hoe het hoofdpersonage reageert op de tragische verdwijning van zijn zoontje. Hij verdwijnt namelijk zelf een tijdje en vindt daarbij houvast aan de vreemde logica van getallen. Een logica die later in de hele ingenieuze intrige trouwens opnieuw aan bod komt. Ook de relatie met zijn vader (vroeger een befaamde wetenschapper, nu dementerend) wordt sterk neergezet. Andere personages blijven daarentegen nogal ‘bordkarton’ of clichématig. Als toekomstroman vond ik de manier waarop de auteur de totale verdwijning van de privacy voorziet, allemaal met behulp van DNA-testen, als ultiem ‘Big Brother’ effect sterk beschreven. In het Israël van de toekomst moet een DNA-controle op Joodse genen aan de sterk beveiligde grenzen de Israëli’s namelijk beschermen tegen terreuraanslagen. Het schoentje wringt voor mij vooral bij de politieke pro-Israëlische propaganda waarmee het boek doorspekt is. Ik krijg er een wrang gevoel bij en daardoor ging het boek mij, zeker naar het einde toe, nogal irriteren. Er is o.a. de manier waarop Arabieren en Palestijnen zonder onderscheid neergezet worden, namelijk als religieuze fanatici.

'We zijn hier terechtgekomen in een foute buurt met rancuneuze mensen. Ze hebben een rancuneuze religie, waren vroeger rancuneuze woestijnstammen, en ze hebben een tempel in Mekka.'

Een tweede visie die regelmatig terugkomt is dat vrede sluiten met de vijand een naïeve gedachte is.

Vrede is een illusie. Vijanden moeten vernietigd worden, anders vernietigen ze jou.’

In 2024 is van Israël niet veel meer overgebleven, de Palestijnen hebben het grootste deel van het land ingepalmd, omdat de Joden te naïef geweest zijn. Wil de auteur (zelf trouwens van Joodse origine) hiermee het Israël van vandaag waarschuwen voor de toekomst? Ook de Westerse wereld is in 2024 sterk in de greep van moslimextremisme. Bij een kort intermezzo in Nederland blijkt namelijk dat men in bepaalde Amsterdamse wijken de sharia wil invoeren, zoals eerder in ‘Bradford’. Waar is hier het verschil met een propagandafilm van Geert Wilders? Dit goedkoop effectbejag vind ik persoonlijk een sterk minpunt aan deze roman en doet volgens mij afbreuk aan de literaire kwaliteiten die onmiskenbaar aanwezig zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten