dinsdag 25 april 2017

"Wil" van Jeroen Olyslaegers


"Voor u ben ik op deze bladzijden een romanheld geworden, een die niet weet wat er zal gebeuren zodra hij de deur uit gaat, en dus de ene pets na de andere in zijn gezicht krijgt, gelijk een zot op een brandende berg, die niet beseft dat het vuur woedt omdat hij achteloos zijn smeulende sigaar in het dorre gras achterliet." 

Na drie boeken van Nederlandse auteurs (RivierenHoogmoed en Oksana: een ballet) sieren ook twee titels van Vlaamse auteurs de shortlist voor de Fintro Literatuurprijs. Vandaag is Wil van Jeroen Olyslaegers aan de beurt. 

Al vanaf de eerste bladzijden kreeg ik het gevoel eindelijk een echte topper vast te hebben, alsof de vorige drie boeken slechts aangename opwarmertjes waren voor het echte werk. De auteur trok mij onmiddellijk mee in het verhaal van de oude Wilfried en loste vervolgens niet meer. Na het omslaan van de laatste bladzijde liet hij mij knock-out achter.

Wilfried vertelt aan zijn achterkleinzoon wat hij als jongeman allemaal meemaakte in de periode voor, tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog. Tussendoor passeren flarden uit tussenliggende jaren en het heden. De gebeurtenissen volgen elkaar op met de vaart van een spannende thriller. Dit bevordert de toegankelijkheid voor een breed lezerspubliek, maar tegelijk geeft het een ongemakkelijk gevoel.  De raakvlakken met het heden, doen immers beseffen dat er wezenlijk niet veel veranderd is, dat de mens ook vandaag tot dezelfde “smeerlapperij” in staat blijft. 

De geschiedenis speelt zich af in Antwerpen. Voor wie deze stad goed kent, kruipt het allemaal wellicht nog dieper in de huid, door de herkenbaarheid van straten, pleinen en gebouwen.

"een stad waar de dood rondwaggelt als een volgevreten maar nooit voldane, strontzatte en roekeloze hoerenbok."

De auteur houdt ons een spiegel voor. Verontrustend is het besef dat het gros van de gewone mensen slechts kleine radartjes zijn in een groter geheel, een geheel waarvan ze geen weet hebben of dat ze niet kunnen (willen?) bevatten. Wilfried ondergaat alles wat hij op zijn weg tegenkomt, hij neemt geen initiatief voor of tegen wat dan ook, zelfs de vrijage met zijn latere vrouw Yvette overkomt hem gewoon. We zien hem slechts op twee momenten kordaat uit de hoek komen, nl. bij de ontmaagding van Yvette en de definitieve uitschakeling van Omer. Dan wordt hij eventjes in het echt “Angelo”, zijn sterkere , zelfbewuste “dichter alter ego” dat hem regelmatig – in zijn hoofd - ter verantwoording roept.

Dit gebrek aan wilskracht, die volgzaamheid lijkt de mens te achtervolgen als een natuurwet. Een ontnuchtering voor de lezer, zeker bij een projectie naar het heden (vb. het kuddegedrag op De Meir, tempel van consumptie en leeghoofdigheid). De volgzame mens is laf, want hij kijkt weg van datgene wat hij liever niet ziet of weet. 

De “smeerlapperij” komt geleidelijk sterker naar boven in het relaas van Wilfried, die worstelt met de demonen uit zijn verleden en zijn eigen aftakeling. De wreedheden stapelen zich op, er is geen ontkomen meer aan en dan is ervan wegkijken niet meer mogelijk. Wrok en verraad loeren om de hoek. Vooral het verraad dat hij onbewust pleegde, blijft hem achtervolgen en de zelfmoord van zijn kleindochter maakt hem tot een verbitterd man. 

"De wrok? Daar geraakt niemand nog van af. Veel te veel waarschuwingen zijn genegeerd, al te veel blindheid is toegelaten, genoeg smeerlapperij is te zeer gedoogd om dat nog finaal te bezweren."

Naast Wilfried zelf, komen een hele resem kleurrijke personages tot leven met hun (on)hebbelijkheden. Sommigen identificeren zich met een bepaalde waarheid, Wilfried draait mee met de wind, hij kiest geen partij, maar laat zich voor meerdere karren tegelijk spannen. Daarom noemen ze hem een  “tweezak”.   De keuze voor goed of kwaad is bovendien niet eenduidig, want afhankelijk van wie de dienst uitmaakt en zijn versie van de waarheid naar voren schuift. Het is dus zaak om op het juiste moment aan de juiste kant te staan.

“Angelo in mij zag geen normaliteit, het waren eerder allemaal opportuniteiten om het leven een draai te geven, zo'n grote draai dat alles uit zijn hengsels vloog, dat de paarden van de paardenmolen met schuim op hun bek de straten in draafden, met zijn allen achter het grote zwarte paard waarop ik mezelf zag gezeten, met mijn waarheid achter een grijnzend masker."

Ik vind het moeilijk om verder veel over de inhoud van dit boek prijs te geven, omdat mijn relaas dan dreigt te verzanden in anekdotiek, terwijl het geheel veel dieper gaat en zich moeilijk laat uitleggen. Zo kreeg ik oude rillingen bij de volgende passage, die akelig actueel klinkt:

"Een stad die ziek is, een stad die te veel vreemde bacillen jarenlang heeft gedoogd, zal ik maar zeggen, omdat de heersende plutocratie van weleer deze volksvreemde elementen constant de hand boven het hoofd heeft gehouden... Zo'n stad neemt wraak, dat is onvermijdelijk, het is een natuurwet. Zodra de bewoners de kans zien om echt een stem in het kapittel te krijgen is het hek van de dam. Zo reinigt een stad zichzelf."

De auteur bezondigt zich niet aan mooischrijverij,  de onopgesmukte, ruwe Vlaamse spreektaal regeert. Toch moet je maar een willekeurige pagina openslaan of je treft minstens één beeldenrijke zin aan die zoveel meer oproept dan de woorden die erin staan. Of wat dacht je van deze?
"Gij denkt dat iedereen zijn gezond verstand blijft gebruiken. Ik ga u iets vertellen, vriend. Dit zijn confronterende tijden, tijden waarin ieder laat zien wie hij is. Het is gelijk een striptease en dan weet ge dat gezond verstand een kledingstuk is gelijk een ander. Het wordt afgepeld en het ligt op de grond, gelijk de rest, meer niet."
Wil van Jeroen Olyslaegers is een meesterlijke roman van een auteur die de kunst om een meeslepend verhaal te vertellen tot in de kleinste finesses beheerst!
In dit filmpje zie en hoor je de auteur een stuk voorlezen uit Wil. Of beluister hem via deze podcast.



"Daar staat Stan Brenders naar het publiek te buigen, samen met zijn vijftiental muzikanten.  Er wordt fel geapplaudisseerd en op de vingers gefloten. Stan Brenders is god. Hij buigt nog eens en wuift dan heel even naar ons. De muzikanten gaan zitten, Stan draait zich naar hen, en het is alsof de hemel schetterend over ons neerdaalt. Het dirigeerstokje tovert het ene na het andere gloedvolle dansbeest tevoorschijn." 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten