De innerlijke strijd van Zelda
‘Hoe graag ik het ook wil, soms denk ik dat ik dit verhaal gewoon niet kan vertellen. De pijn is het obstakel, een kolossale steen voor de grot waarin ik al meer dan vijftien jaar zit opgesloten.’
Na uitstapjes richting theater en film, heeft Jessica Durlacher opnieuw een roman geschreven. In interviews lezen we dat ze zich voor De Stem liet inspireren door haar vroegere vriendschap met Ayaan Hirsi Ali.
New York, 11 september 2001. We zijn getuige van een Joodse trouwpartij op een honderdtal meter van de Twin Towers. Op het moment dat de kersverse echtgenoten naar Joodse traditie het glas breken op hun huwelijksgeluk, samen met hun kinderen en een haastig opgetrommelde rabbijn, klinkt simultaan een oorverdovende knal. Het eerste vliegtuig doorboort de noordelijke toren. Van een ongunstig gesternte gesproken bij de start van een huwelijk!
9/11 staat voor een kantelpunt in de geschiedenis, het begin van een nieuw tijdperk. Sindsdien is de polarisatie alsmaar toegenomen, de aandacht voor botsende beschavingen, de verharding van de samenleving, het wij-zij denken, het ‘vanaf nu zijn we nergens meer veilig’-gevoel. Door het gezin van Zelda en Bor nadrukkelijk in de vuurlinie van de geschiedenis te plaatsen, toont Durlacher dat ze de grootse symboliek niet schuwt.
De noodlottige gebeurtenissen komen vijf jaar later in een stroomversnelling, als een vrome Somalische moslima bij de welgestelde familie als kinderoppas in dienst treedt. Amal ontpopt zich tot een zangeres met een krachtige, betoverende stem. Ze neemt deel aan ‘De Stem’, een populaire talentenjacht op televisie, waar ze het miljoenenpubliek verrast met een onverwachte, stoutmoedige daad. Het hek is van de dam. Hiermee brengt ze niet alleen zichzelf maar ook het gezin in gevaar.
Durlacher gebruikt de explosieve verwikkelingen rond Amal als katalysator om het over de ontwrichting van een familie te hebben. De reflecties van Zelda staan centraal, zij worstelt met schuldgevoelens, onzekerheid en kwaadheid. Je kan er dan wel naar streven om een goed en rechtvaardig mens te zijn, maar welke keuze maak je wanneer heilige principes het geluk van je dierbaren in de weg staan? Deze innerlijke strijd doet authentieker aan dan de sensationele plotwendingen waarin de gezinsleden belanden, omwille van Amal en haar activisme. Een ongeloofwaardige overdosis aan drama dreigt de menselijke saga over de pijnlijke teloorgang van een gezin te overschaduwen. Het spectaculaire decor plaatst Zelda’s kwetsbaarheid in een bombastische context met een hoog soapgehalte.
De auteur schrijft in een breed uitwaaierende stijl vol lange zinnen en alinea’s die eindigen met één of meer vragen of een korte samenvatting. Verder hanteert ze overvloedig veel beeldspraak en metaforen, die wisselen van kwaliteit. Om de spanning op te voeren, last ze vooruitwijzingen in naar wat er gaat gebeuren. Ook heftige emoties passeren herhaaldelijk de revue. Desondanks komt het geheel, gezien de intensiteit van de belevenissen, afstandelijk over. De personages missen diepgang, we leren ze enkel kennen door de ogen van Zelda. Ook Amal, om wie het schijnbaar allemaal draait, blijft een enigma. Ongrijpbaar en mysterieus ‘onder de schuwe schil van haar verschijning’.
Het boek breekt een lans voor vrijheid van meningsuiting. Jammer van de voorspelbare stereotyperingen. Alsof het simpelweg gaat om de tegenstelling tussen ‘wij, de mensen die ons door de rede laten leiden’ tegenover ‘die vreemde, agressieve, onbeschaafde culturen’. De Stem moet het uiteindelijk niet hebben van ambitieuze principes of idealen. De sterkte zit in de kleine observaties en gedachtestromen van Zelda, een bezorgde moeder en echtgenote die zich tegen wil en dank voelt meegesleurd en gedwongen tot verscheurende keuzes.
‘Het was vanzelfsprekend, het geluk een onzichtbaar schitterlaagje over al het dagelijkse dat ik haast niet waarnam, niet kon waarnemen, geluk dat in de drukte zat, ingenaaid in de voering van mijn leven, als een geheime buffer tegen de kou, tegen de gevaren, tegen de armoe. Vonkjes hitte die opsprongen en schitterden door de vaart waarmee we leefden – dat was geluk, en nu zie ik het pas. Nu het weg is, nacht, pikdonker en doodstil. Nu het voorbij is.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten